-
1 dégonfler
dégonfler [deegõflee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) slinken3) doorprikken, ontmaskeren4) verkleinen2. se dégonflerv1) leeglopen2) terugkrabbelen, de moed verliezen -
2 dégonfler les prix
dégonfler les prix -
3 diminuer
diminuer [diemienuu.ee]1 verminderen ⇒ afnemen, kleiner worden♦voorbeelden:diminuer de hauteur • minder hoog wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verminderen ⇒ verlagen, beperken2 kleineren ⇒ vernederen, in zijn rechten beknotten♦voorbeelden:v1) verminderen, afnemen2) verlagen, beperken3) kleineren
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский